Duimen voor betekenis
duim (de; m; meervoud: duimen; verkleinwoord: duimpje) 1 de korte en dikke vinger: onder de duim hebben, houden in zijn macht hebben, beheersen; met de duimen draaien niets uitvoeren; iets op zijn duimpje kennen er geheel mee vertrouwd zijn; (België) de duimen leggen zich gewonnen geven, de strijd staken 2 bep.